Dit kan met de optie Simuleren. Hierbij kan snel de waarde van een modelparameter worden gevarieerd zonder steeds het model te hoeven aanpassen. De simulatie-omgeving wordt gestart door met de rechtermuisknop in het modelvenster te klikken en vervolgens de optie “Simuleren…” te kiezen.
Voor het toepassen van meerdere voorvallen is het in veel gevallen handiger om de ‘Puls’-functie te gebruiken. In dit document leest u hoe u met een pulsfunctie meerdere voorvallen kunt laten plaatsvinden. Dit document is geschreven voor Coach 6, maar is voor het grootste deel ook toepasbaar op Coach 7.